Lezen: Een Odyssee van Daniël Mendelsohn

Het kan enorm pedant lijken om voor onze reis een thema als de Odyssee te nemen. Kijk ons eens intellectueel doen. Dat levert je in het huidige politieke klimaat verbanning en doodsbedreigingen op. Ondanks dat zijn Rob en ik liefhebbers van geschiedenis en de Mediterrane cultuur en blijven dat. Dus…Muze, vertel van de man van vele listen die wijd en zijd moest zwerven nadat hij het heilige Troje verwoest had;…


Eén van de grote genoegens bij lezen, vind ik, is estafette-lezen. Je hebt een boek, de Engelse vertaling van de Odyssee van Emily Wilson en daarna ga je door met analyse en interpretatie, bijvoorbeeld met het boek Een Odyssee van Daniël Mendelsohn uit 2019. Een prachtig boek, dat de taalkundige en historische analyse van de Odyssee van Homerus combineert met het uiterst persoonlijke zoeken naar de eigen identiteit als zoon en als vader. De auteur Daniël Mendelsohn dringt als classicus en vertaler diep door in de betekenislagen van de Odyssee. Hij spiegelt dit, ook in de prachtige vorm van de ringvertelling – begin en einde zijn hetzelfde – met zijn persoonlijke zoektocht naar de relatie met zijn vader. Dit vindt uiteindelijk zijn neerslag in een Odyssee-cruise met zijn vader langs alle belangrijke plekken uit het gedicht. Tijdens die cruise leert hij zijn vader te zien via anderen dan hijzelf, misschien wel de laatste en meest beslissende stap in volwassen worden.

Bij echt estafette-lezen helpt het boek jou bij volgende inzichten. Daniël Mendelsohn bespreek in zijn boek twee gedichten: Ulysses van Lord Tennyson uit 1833 en Ithaca van de Griekse dichter Kaváfis uit 1911, vertaling door Cornelis Buddingh. Beide gedichten voegen een nieuw perspectief toe op de Odyssee. Het gedicht van Tennyson gaat over de jaren van Odysseus na de Odyssee. Odysseus vindt het maar saai op Ithaca na de oorlog en al zijn reizen.

“How dull it is to pause, to make an end,
To rest unburnish’d, not to shine in use!
As tho to breathe were life! Life piled on life…”
Ulysses, Lord Alfred Tennyson

Voor Rob en mij een actueel onderwerp. Het reizen, het leren en de tijd zijn heerlijk. We liggen met de boot bij Corfu, zeker het eiland van de Lotuseters, omdat je hier je thuis vergeet en wilt blijven. Maar, waar ligt je betekenis, wat is je identiteit? Ligt die in van baai naar haven naar museum gaan? Of ligt die thuis, in je bijdrage aan de maatschappij in Nederland?

“Free hearts, free foreheads – you and I are old;
Old age hath yet its honour and his toil;
Death closes all: but something ere the end,
Some work of noble note, may yet be done.”
Ulysses, Lord Alfred Tennyson

Het gedicht Ithaca van Kaváfis verplaatst het perspectief van Odysseus naar de lezer, naar ons allen. Wij allen maken een reis naar ons eigen Ithaca, naar ons thuis en wie wij zijn. Het doel van de reis is niet ons eigen eiland, maar de weg er naar toe, dat wat we leren en ervaren.

“Houd je geestesoog steeds vast op Ithaca gericht,
daar te komen is je uiteindelijke doel.
Maar haast je vooral niet,
je reis kan beter jaren en jaren duren.
Werp er desnoods pas je anker uit wanneer je al oud bent,
rijk aan alles wat je onderweg hebt verworven,
maar zonder nog iets van Ithaca te verwachten.”
Ithaca, Konstantinos P. Kaváfis

De kunst is om de tegenstelling die we ervaren tussen het op de boot te kunnen leven en reizen en ons arbeidzame leven waarin we een bijdrage willen leveren aan maatschappelijke vraagstukken kleiner te maken. Beide ervaringen horen bij onze identiteit. Het hoe dan is een onderwerp van een volgend hoofdstuk.
<Saskia

De Odyssee – reizen naar 2800 jaar geleden

Bij onze vaartochten in het Middellandse zeegebied zijn we in zoveel steden de tastbare geschiedenis van de regio tegengekomen. Archeologische opgravingen van Griekse en Romeinse steden, archeologische musea en herinneringen aan een groot verleden dat de basis is van zoveel cultuur van Europa. Deze zomer, die van 2023, volgen we de tochten van Odysseus, zoals beschreven in de Odyssee, een episch gedicht in het Oudgrieks.

De laatste keren dat ik mij heb beziggehouden van de Odyssee was 40+ jaren geleden, op het Gymnasium Haganum en in het eerste jaar van Kunstgeschiedenis in Leiden. Toen lag de nadruk op de taal en de interpretatie en minder op de Griekse samenleving in 800 voor Chr. Toen werd vermoedelijk de Odyssee van een orale traditie vertaald naar schrift door of met de dichter Homerus.  Als je naar de Odyssee kijkt bij het vertalen of via een voorwerp waarop een onderwerp van de Odyssee is afgebeeld, dan is het alsof je met een vergrootglas naar de sterren kijkt. Je ziet er misschien iets van, maar de samenhang is niet heel duidelijk. De Engelse vertaling en de inleiding van Emily Wilson uit 2017 is een wonder van verheldering, context en, niet onbelangrijk, poëzie met een geslaagde ombouw van de dactylische hexameters uit het Oudgrieks naar een lichtvoetig, prettig lopende tekst in het Engels.

Met deze prachtige vertaling is het mogelijk om, nog steeds met de nodige vertekening en vraagtekens, 2800 jaar terug te kijken in de tijd en gevoel te krijgen voor de samenleving toen. Odysseus, een koning van Ithaka, een eiland in het westen van Griekenland, volgt de koningen van Sparta, Menelaus en zijn broer Agamemnon, prins van Mycene, naar de oorlog tegen Troje. Het verhaal van de Odyssee speelt zich af na deze oorlog en beschrijft de terugreis van Odysseus, die bij elkaar 10 jaar in beslag neemt. In de Odyssee wordt er bronzen wapens zonder veel omhaal gemoord en geroofd. Goden zoals Zeus, Athene en Poseidon begeven zich tussen mensen en nemen deel aan wat mensen doen. Odysseus reist vooral per boot, een risicovolle onderneming. De wereld van Odysseus is het ontluikende Magna Graeca, de stadstaten van het Griekse vaste land, de oostelijke en westelijke eilanden van Griekenland, de Turkse kust, Zuid-Frankrijk, Zuid-Italië en Sicilië.

“We reached the floating island of Aeolus, who is well loved by all the deathless gods.” Odyssey; book 10.


Hoewel we niet precies weten of de beschreven plaatsen in de Odyssee ook werkelijk diegene zijn, die wij nu vermoeden, zijn de vulkanische Eolische eilanden bij Sicilië inderdaad buitengewoon winderig en de Straat van Messina (Scylla en Charibdis) is, zeker zonder motor, gevaarlijk. Odysseus is bezig met een thuisreis, naar zijn eigen eiland en naar de man die hij wil zijn. Wij zullen hem volgen.
<Saskia

Odysseus en Zen – kwaliteit en planning

Ik heb het gevoel dat er een samenhang bestaat tussen het vraagstuk dat Robert Pirsig in zijn boek Zen and the art of motorcycle maintenance uit 1974 heeft geschetst en de uitdagingen die Odysseus op zijn reizen heeft ondergaan. Iets om uit te zoeken.

Pirsig heeft overigens vele jaren na dit boek met zijn sofistische alter ego Phaedrus en de zoektocht naar de betekenis van het begrip kwaliteit, ook een boek over zeilen en boten geschreven, Lila. In zijn eerste boek vervult zijn zoon een belangrijke rol, die enkele jaren later bij een aanslag om het leven is gekomen. Lila is zijn later geboren dochter. Het boek Lila is veel minder bekend en helaas ook minder geslaagd vind ik zelf. Als het gaat om boeken over varen en boten dan zijn de boeken van Jonathan Raban, zoals Coasting en A passage to Juneau, beter geslaagd.

Alle genoemde boeken – inclusief de Odyssee van Homerus – zijn reisverhalen. Dat is om te beginnen wel een mooi verband en ook wel een mooie allegorie om iets mee duidelijk te maken. Ook in de lean literatuur trouwens (‘the journey to lean’). We gebruiken graag de reis als kapstok om ervaringen en ontwikkelingen aan op te hangen. En omgekeerd reizen mensen graag om ervaringen op te doen, nieuwe inzichten te verwerven.

Boten zijn natuurlijk bedoeld om mee te reizen. Dat weten ze in de Middellandse zee bij uitstek, als een grote binnenzee. De Egyptenaren, de Feniciërs, de Grieken, met name Athene, de Romeinen, Venetianen, ga zo maar door. Prachtig over geschreven door Abulafia en recent ook door Ruiz-Domenic. De laatste koppelt dat ook weer expliciet aan Odysseus (dat is door de eeuwen heen wel vaker gedaan trouwens). Er bestaat echt zoiets als een Middellandse zee cultuur en dit is ook onze indruk na 10 jaar erop gevaren te hebben.  En die culturele samenhang die is ontstaan via de talloze vaarverbindingen leidt tot een soort van kosmopolitische samenhang; voorbehouden is aan de kuststreken en havensteden. Zo kijk ik nu uit op Cagliari, dat weliswaar nu Italiaans is, maar qua stad erg Catalaans.

Raban heeft mooi geschreven over zijn tocht in de jaren tachtig rond het UK van Margareth Thatcher, in een oude houten motorsailer. En later over zijn tocht aan de westkust van de VS van Seattle naar Alaska . Maar niet over de Middellandse zee… Op dit thema kom ik nog een keer op terug.

Eerst maar eens Zen en Odysseus. Het bijzondere van het verhaal van Odysseus is weinigen ontgaan, het is een soort van culturele canon geworden. De thuisreis na het beleg en de verwoesting van Troje, de strijd tussen Odysseus en Poseidon, de reis over de Middellandse zee, de beproevingen, de vurige wens om terug te gaan naar zijn Ithaka, waar zijn vrouw, Penelope belaagd wordt door – niet door haar gewenste – vrijers en potentiele nieuwe echtgenoten. Mooi thema is ook dat Odysseus meer dan eens wordt bijgestaan door Pallas Athene. Boten komen er ook in voor: ‘ snelvarende stevig gebouwde schepen’. Odysseus is beroemd geworden om zijn listige en vernuftige oplossingen, zonder welke hij nooit thuisgekomen zou zijn, zoals in het om de tuin leiden van de cycloop, of het zichzelf vastbinden aan de mast om de roep van de Sirenen te weerstaan.

Het verhaal over Phaedrus is ook een reisverhaal. Maar niet met een boot, maar met een motorfiets. Nu ben ik nooit verder gekomen dan een bromfiets, maar dat was dan ook wel een Puch. Phaedrus worstelt met de vraag wat nu maakt dat iets kwaliteit heeft. Waarom is de David van Michelangelo ‘af’? Wat maakt een Hockney bijzonder? Waarom is dit wel, en dat niet een goede kurkentrekker (we hebben laatst een goedkoop prul na de eerste poging tot gebruik weg kunnen gooien). Wat maakt dat een mechanisch voorwerp zoals een motorfiets kwaliteit heeft?  Gaat het om een analytisch begrip van kwaliteit, zoals voor een mechanisch voorwerp kan worden bepaald? Of om een intrinsieke eigenschap die we in één oogopslag kunnen waarnemen? En werkt die oogopslag dan onafhankelijk van plaats, tijd en waarnemer?

Bij boten heb je ook zoiets. Drie boten verder ligt een ouder rood zeiljacht. Ontworpen door de grootmeesters van Sparkman and Stephens. Meer in het bijzonder door Olin Stephens, in directe samenwerking met Rod Stephens. Op geen enkele manier vergelijkbaar met wat er nu als top of the bill snelle zeiljachten wordt ontworpen. En toch zie je de intrinsieke kwaliteit van dat ontwerp er direct vanaf. Verhoudingen kloppen, zichtlijnen zijn harmonisch, het onderwaterschip lijkt op een vis. Niet helemaal toevallig is dit ontwerp bijna gelijk aan het ontwerp van onze vorige boot, de Noordster.

Dat ontwerp klopt. De bouw is strikt begeleid door de broer van Olin, Rod Stephens, een uitermate ervaren zeiler. De betreffende werf is er bijna aan failliet gegaan, omdat de bouwkwaliteit aan de hoogste eisen moest voldoen, en de verkoop stokte omdat er een andere formule (een standaard!) voor wedstrijdzeiljachten, de IOR formule, van kracht werd.  

Van dit specifieke exemplaar kan je daarentegen weer vaststellen dat het er belabberd bij ligt. Het schip voldoet bij lange na niet meer aan het geheel van specificaties zoals bij de bouw zijn gehanteerd. En al helemaal niet meer aan alle eisen (en mogelijkheden) die er sinds die tijd (55 jaar) bij zijn gekomen. Kortom een boot die qua ontwerp kwaliteit heeft, en qua huidige staat door het ijs gaat. Of zinkt.

Dit is denk ik ook een riskant punt voor mensen die vallen voor de schoonheid van het ontwerp, en dan aan de slag gaan met het zo’n schip, om er dan achter te komen dat dit romantische beeld, volledig vastloopt in realiteit van technisch verval. De tweede hoofdwet van de thermodynamica, namelijk dat alles streeft naar maximale entropie (wanorde) is menselijkerwijs onverslaanbaar. Wel tijdelijk door energie toe te voegen. Geld, tijd en energie zijn daarvan de dagelijkse varianten. Het zijn meestal mannen, maar tegenwoordig ook jonge stellen die voor een appel en een ei een verlaten schip onder hun hoede nemen om dat weer in de vaart te brengen. Dat gaat zeker wel eens goed (levert leuke YouTube filmpjes op), maar dat is niet altijd zo. Er zijn veel achtergelaten boten en bootprojecten. In de haven waar we nu liggen al zo een stuk of tien.

Toch nog even terug naar Odysseus. Zijn reis is opgespannen tussen Poseidon (de wispelturige God van de zee) en Pallas Athene (de godin van wijsheid en vernuft). Met dan Odysseus als de vernuftige die in dat krachtenveld zijn weg vindt. En in zo’n reis (en meer praktisch in een schip) zijn er voortdurend zaken die je van de wijs brengen.

Er is onvoorspelbaarheid: van de wind, de stroming en de golven. Maar ook van de technische systemen die je in de steek laten (zoals de plotter bijvoorbeeld), of andere omstandigheden, zoals ziekten. Sommige onzekerheden kan je wel enigszins beteugelen. Door onderhoud, door redundantie, door improvisatie. Anderen niet. Dat betekent dat planning een bijzonder fenomeen is, dat vooral werkt wanneer alle elementen zich min of meer gedragen zoals we dachten. In professionele project planningen lossen we dat op door te benoemen welke elementen buiten scope van het project plan zijn. Die moeten door een stuurgroep opgelost worden. In een boot ben je ook zelf de stuurgroep en moet je de planning, het resultaat, het budget of het tijdpad aanpassen. Meestal alle vier. Redundantie, improvisatie, flexibiliteit, en ja vooral ‘patienza’. Dat zijn de ingrediënten waar je het mee moet doen. Vooral bij dat laatste begrip komt dan intuïtief zen naar boven. In het Italiaans ook mooi uitgesproken als ‘pazienza’, je hoort ‘zen’ er doorheen.
<Rob

Lezen: The Anthropocene reviewed van John Green

The Anthropocene reviewed van John Green uit 2021 is een verzameling essays over onderwerpen die op het eerste gezicht willekeurig gekozen lijken te zijn. De auteur John Green, vooral bekend als auteur voor jong volwassenen, onder andere met het verfilmde boek The fault in our stars, verkent uiteenlopende onderwerpen, variërend van het lied ‘You’ll never walk alone’, via de grotschilderingen in Lascaux, de animatiefilm Penguins of Madagascar naar de foto ‘Three farmers on their way to a dance’. The Anthropocene reviewed is ook een multimedia publicatie; veel essays zijn eerder gepubliceerd als podcast. De wisselwerking tussen podcasts, luisteraars en essays is te traceren in het aantekeningen deel achterin het boek.


Rode draad in de essays is de context van het Anthropocene, het geologische tijdperk waarin wij nu leven, waarin alle ontwikkelingen op aarde door de mens worden beïnvloed. Die hele grote context wordt door Green in alle essays aangestipt, hetzij in perspectief op of verbinding met de natuur waar wij het bepalende element van zijn, hetzij in onze verbinding met elkaar. Green schuift deze macro en micro perspectieven, zijn observaties over zichzelf en zijn eigen ontwikkeling, op een ingenieuze manier in elkaar. In ieder essay zitten haakjes die de lezer naar binnen trekken: herkenning, herinnering, verrassing, empathie. Volgens een bespreking in The New York Times zijn de essays van Green een voorbeeld van ‘Empathische memoires’; het beschrijven van herinneringen op een manier die herkenning en eigen herinneringen bij de lezer oproept. En dit alles doet Green binnen het format van de beoordeling met sterren, een format dat objectieve criteria suggereert, maar uiteindelijk volstrekt arbitrair is.

Het eerste en belangrijkste voorbeeld van de Empathische memoire is van Marcel Proust, met zijn beschrijving van de sensatie van het dopen van een Madeleine cakeje in een kopje thee in A la recherche de temps perdu  (1906-1922) uit . Het is een nauwkeurige – en ietwat lange – beschrijving van de zintuigelijke impact van de geur en smaak op emotie en vervolgens herinnering. Het is één van de bekendste passages uit de boeken van vele duizenden pagina’s, zo bekend dat het zijn eigen aanduiding heeft: the Proustian effect.

“And suddenly the memory returns. The taste was that of the little crumb of madeleine which on Sunday mornings at Combray (because on those mornings I did not go out before church-time), when I went to say good day to her in her bedroom, my aunt Léonie used to give me, dipping it first in her own cup of real or of lime-flower tea.”

Ik denk zelf dat de bekendheid van deze passage schuilt in de herkenning bij de lezer en de herinnering aan eigen voorbeelden van door een zintuigelijke ervaring opgeroepen herinnering, waarmee weer een nieuwe laag gelegd wordt voor betekenis. Dit gaat door totdat betekenissen samenballen in een dynamisch symbool, dat herkenning oproept bij steeds meer mensen. Green past dit toe op een weergaloze wijze, bijvoorbeeld in het essay over het liedje “Auld Lang Syne”, van de oorsprongen van liedje in de 18de eeuw in Schotland, tot in het heden, waarbij het liedje vaak gezongen wordt bij Oud en Nieuw en gebruikt wordt in films. Green weeft daar zijn eigen herinneringen in en om heen en raakt daarmee de kern van het liedje – een nostalgisch verlangen naar vervlogen tijden en vrienden – zowel op historisch en cultureel niveau als persoonlijk. Die kern wordt volgens hem het sterkste uitgedrukt in het vierde vers:

“We two have paddled in the stream, from morning sun till dine/ but seas between us broad have roared since Auld Lang Syne.”

Ik geef The Anthropocene reviewed van John Green 4 sterren.
<Saskia