Na dagen op zee varen doemt de eerste vulkaan op aan de horizon. De Canarische eilanden zijn voor elke zeiler een welkom gezicht na een paar etmalen oceaan. Maar na een paar weken varen en voor anker zien we de onmisbare tekenen dat deze eilanden zuchten onder hun eigen aantrekkingskracht.
Een dunne huid
De eilanden zijn jong, vulkanisch en broos. Hun bodem is los, hun reliëf steil. Regen valt zelden, maar als het valt, komt het als een stortvloed. Zonder bescherming van bomen en wortels spoelt de aarde zo de oceaan in. Eeuwenlang hield de natuur dat zelf in balans, met dichte bossen van dennen en laurier die het water vasthielden als een spons.
Na de Spaanse verovering, in de 15e eeuw, begon de ontbossing. Hout was nodig voor schepen, huizen en ovens. De vruchtbare grond die vrijkwam, werd beplant met suikerriet, wijn en later bananen. De bossen verdwenen, de bodem droogde uit. De terrassen die boeren aanlegden hielden het nog even tegen — smalle muren van steen die de regen vertraagden en de grond vasthielden. Maar toen de landbouw verdween, stortten ook de terrassen in, en spoelde de aarde alsnog weg.





Dorst naar water
In de twintigste eeuw kwam een nieuw hoofdstuk: het water zelf. De eilanden gingen ondergronds graven, honderden galerías diep in de bergen, om de verborgen waterlagen aan te boren. Het werkte — even. Toen zakte het grondwaterpeil, bronnen droogden op en de valleien verloren hun unieke biodiversiteit. Wat overbleef, was stof.
En toen kwam het toerisme. Zwembaden, golfbanen, hotels met tropische tuinen in een subtropisch klimaat. De eilanden werden groener voor het oog, maar armer van binnen. Ontziltingsinstallaties draaien dag en nacht om het water te leveren dat de natuur allang niet meer heeft.
Nu, met het veranderende klimaat, lijkt de cyclus zich te versnellen. Lange droge periodes worden afgewisseld met korte, felle buien die alles losspoelen wat nog niet vastzit. Op Lanzarote en Fuerteventura is de woestijn al dichtbij. Op Tenerife en La Gomera trekken de bossen zich langzaam terug de hoogte in.
Natuur op haar tandvlees
De natuur hier is kwetsbaar en tegelijk onwaarschijnlijk mooi. Lava, zand, zout, wind en een unieke vegetatie vormen samen een landschap dat indrukwekkend is in zijn rauwheid. Maar datzelfde landschap raakt uit balans. In het Teide Nationaal Park op Tenerife schuifelen dagelijks duizenden bezoekers over paden. Aan de kust worden duinen platgelopen, struiken vertrapt, vogels verjaagd. Ook vanaf zee zie je het verschil: plekken die ooit leeg en ruig waren, zijn nu volgebouwd met resorts. En daar kost een week all-in in de populaire wintermaanden — mét vliegen — rond de zeshonderd euro. Een aanbod dat in de eerste vijf maanden van 2024 bijna 6,5 miljoen bezoekers trok.
Dorstige eilanden
Aan wal zie je overal hetzelfde beeld. Hotels, zwembaden, golfbanen — allemaal dorstig naar water dat er eigenlijk niet is. Ontziltingsinstallaties draaien op volle toeren om de kranen aan de praat te houden, met een flinke ecologische rekening. De stroom daarvoor komt van enorme industriële zonne- en windparken.
En het afval? Dat stapelt zich op in hetzelfde tempo als de toeristen. Het is bewonderenswaardig hoe hard de lokale overheden hun best doen om de zichtbare problemen op te lossen. Het minder zichtbare probleem — het afvalwater — wordt echter op bijna vierhonderd plaatsen ongezuiverd de zee ingepompt. Je vaart dus regelmatig in een open riool. Rob is vrijwel zeker ziek geworden van een zwempartij.
De lokale bevolking, 2,3 miljoen mensen per januari 2024, zijn de echte slachtoffers. Zij kunnen in de hele kuststrook geen huis meer betalen en zijn voor werk vooral aangewezen op bediening en schoonmaak. Inmiddels klinken de protesten tegen het ongebreideld aanhalen van massatoerisme steeds sterker.
Natuur verdwijnt
De toeristische ontwikkeling op de Canarische eilanden is al decennia gaande. Als je tussen en langs de eenvormige resorts kijkt, zie je af en toe nog een klein historisch restje. De kustlijn en de stranden raken vol, en de baaien waar we voor anker lagen, zijn vaak drukbevaren door jetski’s en catamarans vol dagjesmensen. De dagjesboten, die eerst Dolphin Watch heetten, zijn veranderd in Dolphin Search. Wij hebben gedurende weken geen enkel teken van leven gezien — niet verwonderlijk tussen de riooluitlaten en de enorme industriële fishfarms in zee. Het paradijs is zijn eigen decor aan het bouwen, en verdwijnt daarbij stukje bij beetje.
En toch…
Toch blijft het moeilijk om niet verliefd te worden op deze eilanden. Wie vroeg uitvaart, nog voor de dagtochtboten losgooien, vindt altijd plekken waar alleen het ruisen van de oceaan klinkt. Waar de lucht naar zout en lavasteen ruikt en de wereld even eenvoudig is. Misschien is dat de les die de Canarische eilanden ons geven: hoe ziet onze wereld eruit als onbeperkt consumeren zonder oog voor natuur en milieu de norm blijft? En is dat wat we willen?













































