Bijna los: leven tussen klussen en ARC-drukte

We liggen inmiddels zo’n twee weken in de marina van Las Palmas en het wordt tijd om weer eens op pad te gaan. De lijst met bootklussen was fors, maar is inmiddels teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau. Helemaal leeg wordt zo’n lijst natuurlijk nooit — dat zou een griezelig niveau van perfectie vergen.

De eerste dagen lagen we in de kleinere haven die bij de marina hoort, op getijdewater, dus altijd in beweging. Wel gezellig: we lagen pal naast de loods waar klassieke zeilboten worden onderhouden en zelfs gebouwd. Een mooie, ambachtelijke vorm van levendigheid. Daarna verhuisden we ruim een week naar de grote marina, volledig opgenomen in het hele ARC-gebeuren. Workshops, sundowners en verkleedfeesten vormden een groot deel van het programma. Leuk voor de sfeer en voor nieuwe contacten, al zit iedereen uiteindelijk vooral met de eigen klussenlijst.

Sinds gisteren en eergisteren zijn Max en Bastiaan aan boord, waardoor ons reisgezelschap nu compleet is. Op de steigers lopen veel jonge mensen rond die op het laatste moment een plek aan boord proberen te bemachtigen als bemanningslid. Soms lukt dat, maar voor velen ook niet. Bovendien lijkt het me best spannend om iemand op deze manier op het laatste moment aan boord te nemen — je weet tenslotte heel weinig van elkaar. En hoe groot een boot ook is: als het niet klikt, duren achttien dagen ineens héél lang.

In de haven zie je enorme verschillen tussen de deelnemers. Stellen die samen varen, familiebemanningen, vriendengroepen, chartercatamarans met betalende crew (à raison van 8.000 euro per persoon), en grote jachten met professionele bemanning. Het mengt eigenlijk niet echt. Onze boot is wel redelijk lang, maar ook redelijk oud en een paar welstandsklassen lager. Regelmatig spreken we mensen die “hun bedrijf hebben verkocht en nu gaan varen”.

De klussenlijst was hier en daar wat intimiderend, en dat geldt eigenlijk voor alle boten. De chandler en de riggingspecialist doen gouden zaken. Er wordt zelfs nog vlak voor vertrek besloten om een parasailor te kopen van pak ’m beet 15.000 euro. Dat hebben wij dan maar níet gedaan — maar ook wij hebben sinds ons vertrek uit Sardinië het nodige vernieuwd. Een nieuw grootzeil, een nieuwe generator en een nieuwe koelunit in de koelbox (bedoeld als vriezer, maar dat bleek te optimistisch). In Las Palmas kwamen daar nog bij: een nieuwe stuurautomaat (de oerdegelijke NECO heeft het helaas begeven), een extra zonnepaneel, een aansluiting van de motor op de boiler voor warm water, een nieuwe koelkast (met vriezer) en een nieuwe boom als verlenger van de spinnakerboom. Jullie herinneren je vast nog dat de oude in de Straat van Gibraltar aan Neptunus is geofferd.

Veel van die onderdelen moeten natuurlijk aangevoerd of zelfs nog gemaakt worden. De supply chains blijken soms lang, maar met goede hulp in Nederland komt alles uiteindelijk toch op de juiste plek. Zo zorgde Marco de Bruyn in Weesp ervoor dat de nieuwe generator (van WhisperPower) op tijd in Spanje was. Via Van der Neut kregen we een nieuwe spiboomverlenger in Las Palmas — nu het pronkstuk van onze tuigage. En Dekker in Zaandam heeft ons de afgelopen jaren niet alleen aan veel spullen geholpen, maar ook aan uitstekend advies. Ter plekke kun je niet altijd snel geholpen worden. Zo arriveerde onze koelkast veel later dan gepland omdat hij eerst per ongeluk op Lanzarote was bezorgd, en het daarna te hard waaide om hem naar Las Palmas te vervoeren. Maar als je de tijd hebt, is dat uiteindelijk geen ramp.

Nu de kluslijst bijna klaar is, verschuift onze aandacht naar de bevoorrading, het varen zelf, de windverwachting en de tochtplanning. Nog twee dagen, dan kunnen we weer onderweg. Dat komt goed uit, want het begint hier zowaar wat frisser te worden — mooi moment om de warmte op te zoeken.

Ik ben vooral benieuwd of het gaat lukken om met twee genua’s op één profiel te varen. Dat moeten we morgen nog testen; daarvoor hebben we twee spinnaker- (of eigenlijk genua-)bomen nodig. Het zou ons aardig wat snelheid moeten opleveren, zeker op voor-de-windse koersen. Onderweg gaan we zeker experimenteren met de gennaker en het stagzeil (de gennaker achter de bezaansmast). Een snelle tijd verwacht ik niet; we moeten het vooral van onze gunstige rating hebben om een enigszins eervolle uitslag te halen. Maar goed — in dit geval gaat het echt om het meedoen. En om het aankomen, natuurlijk.

Je kunt ons vertrek op zondag 23 november, naar verwachting tussen 14.00-14.30 uur live volgen via Facebook, ARC Atlantic Rally for Cruisers, en YouTube @worldcruising aanstaande zondag 23 november.
13:30 – Kijk hoe de boten de jachthaven verlaten.
14:00 – Live verslag vanaf de startlijn.
Wij verwachten tussen 14:00 en 14.30 te vertrekken; wij hebben bootnummer 80.
Je kunt ons gedurende de overtocht volgen via de tracker van de ARC: ARC – World Cruising Club. Deze wordt iedere 4-6 uur ververst; het is niet real time.

Canarische schoonheid onder druk

Na dagen op zee varen doemt de eerste vulkaan op aan de horizon. De Canarische eilanden zijn voor elke zeiler een welkom gezicht na een paar etmalen oceaan. Maar na een paar weken varen en voor anker zien we de onmisbare tekenen dat deze eilanden zuchten onder hun eigen aantrekkingskracht.

Een dunne huid
De eilanden zijn jong, vulkanisch en broos. Hun bodem is los, hun reliëf steil. Regen valt zelden, maar als het valt, komt het als een stortvloed. Zonder bescherming van bomen en wortels spoelt de aarde zo de oceaan in. Eeuwenlang hield de natuur dat zelf in balans, met dichte bossen van dennen en laurier die het water vasthielden als een spons.
Na de Spaanse verovering, in de 15e eeuw, begon de ontbossing. Hout was nodig voor schepen, huizen en ovens. De vruchtbare grond die vrijkwam, werd beplant met suikerriet, wijn en later bananen. De bossen verdwenen, de bodem droogde uit. De terrassen die boeren aanlegden hielden het nog even tegen — smalle muren van steen die de regen vertraagden en de grond vasthielden. Maar toen de landbouw verdween, stortten ook de terrassen in, en spoelde de aarde alsnog weg.


Dorst naar water
In de twintigste eeuw kwam een nieuw hoofdstuk: het water zelf. De eilanden gingen ondergronds graven, honderden galerías diep in de bergen, om de verborgen waterlagen aan te boren. Het werkte — even. Toen zakte het grondwaterpeil, bronnen droogden op en de valleien verloren hun unieke biodiversiteit. Wat overbleef, was stof.
En toen kwam het toerisme. Zwembaden, golfbanen, hotels met tropische tuinen in een subtropisch klimaat. De eilanden werden groener voor het oog, maar armer van binnen. Ontziltingsinstallaties draaien dag en nacht om het water te leveren dat de natuur allang niet meer heeft.
Nu, met het veranderende klimaat, lijkt de cyclus zich te versnellen. Lange droge periodes worden afgewisseld met korte, felle buien die alles losspoelen wat nog niet vastzit. Op Lanzarote en Fuerteventura is de woestijn al dichtbij. Op Tenerife en La Gomera trekken de bossen zich langzaam terug de hoogte in.

Natuur op haar tandvlees
De natuur hier is kwetsbaar en tegelijk onwaarschijnlijk mooi. Lava, zand, zout, wind en een unieke vegetatie vormen samen een landschap dat indrukwekkend is in zijn rauwheid. Maar datzelfde landschap raakt uit balans. In het Teide Nationaal Park op Tenerife schuifelen dagelijks duizenden bezoekers over paden. Aan de kust worden duinen platgelopen, struiken vertrapt, vogels verjaagd. Ook vanaf zee zie je het verschil: plekken die ooit leeg en ruig waren, zijn nu volgebouwd met resorts. En daar kost een week all-in in de populaire wintermaanden — mét vliegen — rond de zeshonderd euro. Een aanbod dat in de eerste vijf maanden van 2024 bijna 6,5 miljoen bezoekers trok.

Dorstige eilanden
Aan wal zie je overal hetzelfde beeld. Hotels, zwembaden, golfbanen — allemaal dorstig naar water dat er eigenlijk niet is. Ontziltingsinstallaties draaien op volle toeren om de kranen aan de praat te houden, met een flinke ecologische rekening. De stroom daarvoor komt van enorme industriële zonne- en windparken.
En het afval? Dat stapelt zich op in hetzelfde tempo als de toeristen. Het is bewonderenswaardig hoe hard de lokale overheden hun best doen om de zichtbare problemen op te lossen. Het minder zichtbare probleem — het afvalwater — wordt echter op bijna vierhonderd plaatsen ongezuiverd de zee ingepompt. Je vaart dus regelmatig in een open riool. Rob is vrijwel zeker ziek geworden van een zwempartij.
De lokale bevolking, 2,3 miljoen mensen per januari 2024, zijn de echte slachtoffers. Zij kunnen in de hele kuststrook geen huis meer betalen en zijn voor werk vooral aangewezen op bediening en schoonmaak. Inmiddels klinken de protesten tegen het ongebreideld aanhalen van massatoerisme steeds sterker.

Natuur verdwijnt
De toeristische ontwikkeling op de Canarische eilanden is al decennia gaande. Als je tussen en langs de eenvormige resorts kijkt, zie je af en toe nog een klein historisch restje. De kustlijn en de stranden raken vol, en de baaien waar we voor anker lagen, zijn vaak drukbevaren door jetski’s en catamarans vol dagjesmensen. De dagjesboten, die eerst Dolphin Watch heetten, zijn veranderd in Dolphin Search. Wij hebben gedurende weken geen enkel teken van leven gezien — niet verwonderlijk tussen de riooluitlaten en de enorme industriële fishfarms in zee. Het paradijs is zijn eigen decor aan het bouwen, en verdwijnt daarbij stukje bij beetje.

En toch…
Toch blijft het moeilijk om niet verliefd te worden op deze eilanden. Wie vroeg uitvaart, nog voor de dagtochtboten losgooien, vindt altijd plekken waar alleen het ruisen van de oceaan klinkt. Waar de lucht naar zout en lavasteen ruikt en de wereld even eenvoudig is. Misschien is dat de les die de Canarische eilanden ons geven: hoe ziet onze wereld eruit als onbeperkt consumeren zonder oog voor natuur en milieu de norm blijft? En is dat wat we willen?