Leven aan boord: maatje kleiner

Een van de mooiere kanten van leven aan boord: alles is kleiner. Ruimte, spullen, wensen — zelfs de afwas, uiteraard met de hand. Je kunt zeggen dat het een dure manier is om minder te willen hebben, en dat klopt ook een beetje. Maar het werkt wél. Leven op een boot laat zien wat je echt nodig hebt. En dat besef neem je mee naar de wal.

Wonen op 44 vierkante meter
Onze boot is eigenlijk een tiny house van 44 m². Elke wand, vloer en bank heeft een luik, een vak of een verborgen bergplek. De helft is gevuld met onderdelen, gereedschap, lijntjes, slangetjes en nog steeds teveel dingen waarvan we ooit dachten: handig voor later. Onder de kuipbanken liggen diepe bakskisten vol zeilen, kabels, peddels en een peddelboard. Kleding leeft in drie zones: nat (zeilpakken en reddingsvesten), droog (de kast in de achterkajuit) en “ergens achter de schuifdeurtjes van de achter- en voorhut”. Achter is ook een complete boordapotheek met medicijnen en verbandmiddelen te vinden. Eten krijgt zijn plek in vakken in de keuken en onder de vloer.

Elke aankoop begint met twee vragen:
1️⃣ Hebben we dit echt nodig?
2️⃣ Waar gaan we het opbergen?

De kunst van het bergen
Overzicht houden lijkt makkelijk, tot je gereedschap en onderdelen over tien vakken én een eigen schuur naast het motorruim hebt verspreid. We hebben dus van alles dubbel — behalve wat we nodig hebben. Work in progress.
Nieuwe spullen zonder duidelijk doel? Die komen er niet in. Het heeft bijvoorbeeld seizoenen geduurd voor we het paddleboard kochten. De doorslag: het bleek ook handig om een lijn uit te brengen naar de kant. Het kan een probleem oplossen, dus goedgekeurd. Decoratie is minimaal: twee planken boeken, een paar prenten, wat foto’s, kussens in de kuip. Meer past er niet — en dat is verrassend prettig.
Op zee merk je snel hoe weinig je écht nodig hebt. Goede kleding gaat jaren mee — shout out naar de Hema. De steiger is geen catwalk; één setje nette kleren ligt achterin een vak te wachten op een gelegenheid die zich vast ooit nog aandient.


Eten aan boord
Nu we ons voorbereiden op de Atlantische oversteek, slaan we eten in voor vier personen voor een maand. Alles gaat op een inventarislijst: wat erin gaat, eruit gaat en vervangen moet worden. Bergen is een vak apart. Alles in categorieën, bederf- en insectvrij, en zó gestouwd dat het niet gaat schuiven. De meningen daarover zijn fel. Glas? Te breekbaar. Karton? Te aantrekkelijk voor ongedierte. Wij kiezen de middenweg: alles wat gevoelig is (zoals meel voor brood) gaat dubbel verpakt in plastic bakken. Ook in de koelkast, zodat niets heen en weer vliegt bij ruwe zee. Vers fruit hangt achterop in een net. Het schommelt daar zonder te rollen in de frisse lucht.

Wat je leert
Aan boord merk je hoe eindig alles is. Energie, drinkwater, eten, onderdelen — niets is vanzelfsprekend, alles is eindig. Elke boodschap, al het afval, elk boutje kost moeite. En alles wat je laat slingeren, komt vroeg of laat letterlijk terugrollen. Dat bewustzijn neem je mee aan land. Niet als beperking, maar als een rustiger manier van leven. Minder spullen, meer aandacht. Een maatje kleiner, en precies goed zo.

Nimmer eindigende bootwerkzaamheden

Soms denk je dat een boot klaar is. Dat moment van vrede duurt meestal precies tot het volgende lampje niet brandt, een schroefje loszit of een onbekend piepje klinkt. Deze maand: navigatielichten met karakter, een vriezer met een eigen wil en een internationaal spoor van lasapparaten en bergbeklimmerslijnen.

Ik heb nog altijd – naïef als ik ben – de verwachting dat een boot ooit klaar is. Dat gevoel duurt meestal tot de volgende klus zich aandient. En die komt gegarandeerd. De omstandigheden voor de volgende klus zijn zelden ideaal. Je hebt nét niet de juiste spullen aan boord, de apparatuur ontbreekt, de dichtstbijzijnde chandler (zeg maar: de supermarkt voor scheepsspullen) is dicht, of de werkplaats kijkt je vriendelijk aan maar heeft “geen tijd vandaag”.

Navigatielichten by tiewrap
De dag voordat we uit San Antonio zouden vertrekken, bleek bij controle dat de navigatielichten kuren vertoonden. Het bakboordlicht deed het wel, maar zó zwak dat je beter een kaars kon aansteken. De voltmeter gaf vreemde waardes – alles behalve een gezonde 12,8 volt. Bij demontage bleek ook de stalen ophangbeugel bijna doorgeroest. Dat ding hield zich dus letterlijk met de laatste atomen vast.

Lassen? Geen optie. Geen lasapparaat, geen open werkplaats (het was zaterdag), dus: improviseren. Veel navragen, veel lopen, en dan nul op rekest krijgen. Gelukkig liepen we langs wat werkplaatsen van lokale vissers. En die brachten uitkomst, en hebben mijn beugel aan elkaar gelast. Niet een perfecte las, dus dat gaat nog een keer afbreken, maar voorlopig zit het weer vast. Een stukje multiplex, een handvol tiewraps en een creatieve route van stuurboord naar bakboord later, brandde het licht weer. Niet mooi, wel functioneel.
Dus: we hebben nu twee functionerende navigatielichten, en twee punten op de klussenlijst: nieuwe ophangbeugels laten maken, en een draad op de goede manier trekken. Dat gaat tijd kosten, dus dat wacht totdat we op Gran Canaria zijn. De permanente oplossing – nieuwe beugels en een nieuwe draad – schuiven we door naar Gran Canaria. Tijdelijke oplossingen hebben op boten trouwens de neiging permanent te worden…

Vriezer: wonderbaarlijke genezing
Sommige problemen lossen zichzelf op. Onze nieuwe vriezer, die eerst niet wilde vriezen, deed dat plotseling wél toen ik de thermostaat een tikje hoger zette (oftewel: de compressor harder liet werken). Eureka! Geen nieuwe thermostaat nodig.

De Amel-puzzel
Serieuzer is het probleem met de tuigage: het onderdeel dat de spinnakerboom vasthoudt, ging in de Straat van Gibraltar overboord. Achteraf gezien een ongeluk dat op de nominatie stond om te gebeuren – de borging bleek ook aan de andere kant gebrekkig. Het originele Amel-onderdeel wordt niet meer gemaakt en is alleen nog te vinden bij een specialist in de VS. Samen met Neutmast besloten we daarom een moderne vervanger te gebruiken. Die moet op 15 november klaarstaan, zodat Bastiaan hem mee kan nemen in zijn skitas naar Las Palmas. Een internationale supply chain voor één stukje metaal – het blijft wonderlijk. Het maakt je in elk geval creatief. En dankbaar voor hulp uit Nederland, waar alles altijd binnen een dag geregeld lijkt. Op een boot in het buitenland is dat een ander verhaal. Daar leer je geduld. En improviseren.

Overtocht met alles erop en eraan
Ondanks al dat geklus verliep de overtocht van Portugal naar Lanzarote vlekkeloos. De nieuwe generator draait als een zonnetje en we konden bijna alles zeilend doen, in een mooi tempo. Alleen de bulletalie (het lijntje dat voorkomt dat het grootzeil bij een onbedoelde gijp met een klap overkomt) bleek niet sterk genoeg. Inmiddels vervangen door een robuustere versie met een takel en een bergbeklimmerslijn – die rekt een beetje mee, wat nuttig is bij plotselinge klappen. We zullen zien.


Normaal zakt het klusniveau na een tijdje wel wat, maar met de grote oversteek in het vooruitzicht blijft de alertheid hoog.
En dat is ook wel goed. Zoals het zeilersadagium luidt: “Een boot is nooit klaar. Wie daarop wacht, vertrekt nooit.”
Wij vertrekken dus gewoon. Mét tiewraps.

De Westwind ligt nu voor anker bij Lanzarote. De lampen branden, de vriezer vriest, en de klussenlijst? Die groeit vrolijk door. Maar zolang er koffie, zon en een beetje humor is, is het allemaal prima te doen. Op naar de volgende uitdaging – en hopelijk iets minder tiewraps.
– Rob

Oversteken naar de Canarische Eilanden

Na maanden van voorbereiding was het eindelijk zover: eind september lieten we Nederland achter ons voor acht maanden zeilen, zon, zout en waarschijnlijk een hoop onverwachte klussen. In Motril, Spanje, pikten we onze Westwind weer op — klaar (nou ja, bijna klaar) voor het volgende hoofdstuk: de oversteek naar de Canarische Eilanden. Natuurlijk moest er nog wat werk worden gedaan — een nieuwe generator en een nieuw grootzeil, bijvoorbeeld.
Zo hadden de Spaanse monteurs het afregelen van de generator van het prachtige Friese merk WhisperPower – heel verstandig – uitgesteld tot wij zelf aan boord waren. De generator kwam pas tot leven na interventie van een oude Spaanse sjamaan-mecanicien: stekker eruit, peinzend bekijken, stekker erin – en een stevige portie mentale ondersteuning vanuit Drachstercompagnie.

Na een bevoorrading in een verbijsterend goedkope Spaanse supermarkt en de vertrouwde twee dagen verwaaid liggen door een keiharde westenwind, vertrokken we richting Portugal, waar zoon Bastiaan aan boord zou stappen. We voeren van het vertrouwde vaargebied van de Middellandse Zee via de Straat van Gibraltar naar de Noord-Atlantische Oceaan. Blijkbaar zijn we de afgelopen jaren iets té relaxed gaan varen – weinig golven, weinig wind – want dat werd bij Gibraltar meteen rechtgezet. Terwijl we op de steeds hogere deining begonnen te stuiteren, besloot een onderdeel van de boot, de jockeypole, zichzelf te bevrijden.
Rob en ik zagen met afgrijzen – in slow motion natuurlijk – de aluminium paal van 1,60 meter loskomen, even twijfelen (“dek of zee?”), en vervolgens resoluut kiezen voor de ruim 270 meter diepe trog bij Gibraltar.
Vervanging van dit unieke Amel-systeem is, laten we zeggen, een project. Gelukkig helpt een ander prachtig Nederlands vakbedrijf, Neutmast in Enkhuizen en Middelharnis, ons aan een oplossing. Hopelijk is die er voor 15 november, zodat Bastiaan het nieuwe exemplaar in zijn skitas kan meenemen naar Las Palmas.
Onze vertrekhaven vanuit Portugal was Vila Real de Santo António, een charmant stadje met een 18e-eeuws havenfront en een gezellig hoofdplein. Voor ons drieën was dit de eerste échte meerdaagse overtocht — een prima generale repetitie voor de Atlantische oversteek naar de Caraïben op 23 november. We deden er drie dagen en twintig uur over om ruim 600 nautische mijlen naar Lanzarote te varen. Buitengewoon voorspoedig dus.


Wat we geleerd hebben?
Om te beginnen: borg alles wat je kunt borgen met touwtjes. Vooral je jockeypoles.
Verder hebben we ervaren hoe het is om in een voortdurend bewegende boot alles te doen — koken, slapen, douchen. Alles duurt langer en vraagt om uitvoeringsstrategieën.
Koken: bereid zoveel mogelijk voor en kook op momenten dat de boot even wat rustiger ligt — ook al is dat ’s ochtends vroeg. Dit inzicht kwam tot me toen ik een kom met nog te kloppen eieren na horizontale lancering nét op tijd kon opvangen.
Slapen: doe het wanneer het kan. Door de wachten slaap je niet meer 7 à 8 uur aaneengesloten. En als de boot rolt, rol jij vrolijk mee. Dat betekent veel wakker worden en jezelf telkens weer ergens tussen kussens en schotten proberen vast te klemmen.
Douchen: koud water, kleine cabine. Genoeg gezegd.
Maar al die aanpassingen zijn het dubbel en dwars waard. Want wat je ervoor terugkrijgt, is de ongenaakbare schoonheid van de Atlantische Oceaan: het licht, de ruimte, en een dageraad met twintig dolfijnen die om de boot spelen.


De Westwind ligt inmiddels veilig voor anker bij Lanzarote, de bemanning is weer uitgeslapen en de eieren blijven tegenwoordig netjes in hun kom. De volgende stap: voorbereidingen voor de grote sprong — de oversteek naar de Caraïben.