Canarische schoonheid onder druk

Na dagen op zee varen doemt de eerste vulkaan op aan de horizon. De Canarische eilanden zijn voor elke zeiler een welkom gezicht na een paar etmalen oceaan. Maar na een paar weken varen en voor anker zien we de onmisbare tekenen dat deze eilanden zuchten onder hun eigen aantrekkingskracht.

Een dunne huid
De eilanden zijn jong, vulkanisch en broos. Hun bodem is los, hun reliëf steil. Regen valt zelden, maar als het valt, komt het als een stortvloed. Zonder bescherming van bomen en wortels spoelt de aarde zo de oceaan in. Eeuwenlang hield de natuur dat zelf in balans, met dichte bossen van dennen en laurier die het water vasthielden als een spons.
Na de Spaanse verovering, in de 15e eeuw, begon de ontbossing. Hout was nodig voor schepen, huizen en ovens. De vruchtbare grond die vrijkwam, werd beplant met suikerriet, wijn en later bananen. De bossen verdwenen, de bodem droogde uit. De terrassen die boeren aanlegden hielden het nog even tegen — smalle muren van steen die de regen vertraagden en de grond vasthielden. Maar toen de landbouw verdween, stortten ook de terrassen in, en spoelde de aarde alsnog weg.


Dorst naar water
In de twintigste eeuw kwam een nieuw hoofdstuk: het water zelf. De eilanden gingen ondergronds graven, honderden galerías diep in de bergen, om de verborgen waterlagen aan te boren. Het werkte — even. Toen zakte het grondwaterpeil, bronnen droogden op en de valleien verloren hun unieke biodiversiteit. Wat overbleef, was stof.
En toen kwam het toerisme. Zwembaden, golfbanen, hotels met tropische tuinen in een subtropisch klimaat. De eilanden werden groener voor het oog, maar armer van binnen. Ontziltingsinstallaties draaien dag en nacht om het water te leveren dat de natuur allang niet meer heeft.
Nu, met het veranderende klimaat, lijkt de cyclus zich te versnellen. Lange droge periodes worden afgewisseld met korte, felle buien die alles losspoelen wat nog niet vastzit. Op Lanzarote en Fuerteventura is de woestijn al dichtbij. Op Tenerife en La Gomera trekken de bossen zich langzaam terug de hoogte in.

Natuur op haar tandvlees
De natuur hier is kwetsbaar en tegelijk onwaarschijnlijk mooi. Lava, zand, zout, wind en een unieke vegetatie vormen samen een landschap dat indrukwekkend is in zijn rauwheid. Maar datzelfde landschap raakt uit balans. In het Teide Nationaal Park op Tenerife schuifelen dagelijks duizenden bezoekers over paden. Aan de kust worden duinen platgelopen, struiken vertrapt, vogels verjaagd. Ook vanaf zee zie je het verschil: plekken die ooit leeg en ruig waren, zijn nu volgebouwd met resorts. En daar kost een week all-in in de populaire wintermaanden — mét vliegen — rond de zeshonderd euro. Een aanbod dat in de eerste vijf maanden van 2024 bijna 6,5 miljoen bezoekers trok.

Dorstige eilanden
Aan wal zie je overal hetzelfde beeld. Hotels, zwembaden, golfbanen — allemaal dorstig naar water dat er eigenlijk niet is. Ontziltingsinstallaties draaien op volle toeren om de kranen aan de praat te houden, met een flinke ecologische rekening. De stroom daarvoor komt van enorme industriële zonne- en windparken.
En het afval? Dat stapelt zich op in hetzelfde tempo als de toeristen. Het is bewonderenswaardig hoe hard de lokale overheden hun best doen om de zichtbare problemen op te lossen. Het minder zichtbare probleem — het afvalwater — wordt echter op bijna vierhonderd plaatsen ongezuiverd de zee ingepompt. Je vaart dus regelmatig in een open riool. Rob is vrijwel zeker ziek geworden van een zwempartij.
De lokale bevolking, 2,3 miljoen mensen per januari 2024, zijn de echte slachtoffers. Zij kunnen in de hele kuststrook geen huis meer betalen en zijn voor werk vooral aangewezen op bediening en schoonmaak. Inmiddels klinken de protesten tegen het ongebreideld aanhalen van massatoerisme steeds sterker.

Natuur verdwijnt
De toeristische ontwikkeling op de Canarische eilanden is al decennia gaande. Als je tussen en langs de eenvormige resorts kijkt, zie je af en toe nog een klein historisch restje. De kustlijn en de stranden raken vol, en de baaien waar we voor anker lagen, zijn vaak drukbevaren door jetski’s en catamarans vol dagjesmensen. De dagjesboten, die eerst Dolphin Watch heetten, zijn veranderd in Dolphin Search. Wij hebben gedurende weken geen enkel teken van leven gezien — niet verwonderlijk tussen de riooluitlaten en de enorme industriële fishfarms in zee. Het paradijs is zijn eigen decor aan het bouwen, en verdwijnt daarbij stukje bij beetje.

En toch…
Toch blijft het moeilijk om niet verliefd te worden op deze eilanden. Wie vroeg uitvaart, nog voor de dagtochtboten losgooien, vindt altijd plekken waar alleen het ruisen van de oceaan klinkt. Waar de lucht naar zout en lavasteen ruikt en de wereld even eenvoudig is. Misschien is dat de les die de Canarische eilanden ons geven: hoe ziet onze wereld eruit als onbeperkt consumeren zonder oog voor natuur en milieu de norm blijft? En is dat wat we willen?

Nationale bootmensen – stereotypes op zee

Eén van de geneugten van het leven aan boord is de interactie met andere bootmensen. We liggen voor anker – technisch gesproken achter anker – tussen andere boten in. Naast ons arriveert een kleinere Franse boot uit Duinkerke. Drie mensen aan boord, zo te zien. De volgende ochtend, tijdens mijn ochtendzwem, word ik ingehaald door de dame van de buurboot. Ongeveer mijn leeftijd. Ieder geverfd haartje van haar perfecte bob zit op zijn plek, modieuze zonneklep, korte turbo-zwemflippers. ‘Good moaning! Ze wunderful ier!’ roept ze opgewekt. Even later wisselen we de informatie uit die bij bootmensen altijd top of mind is: waar ga je naartoe? ‘Oh, wier going to Polynesia!’ Met z’n drieën, op een boot die twee meter korter is dan de onze.


Fransen zijn formidabele zeilers en reizigers. Als er een boot met vol tuig op je af komt razen in 25 knopen wind, waar “allez, allez, allez!” vanaf schalt, kun je alleen maar uitwijken. We hebben in Franse havens vaker boten onder vol zeil binnen zien komen: bij toverslag alle zeilen omlaag en dan, als een zwaan, de box in glijden. Fransen staan genetisch in de joie de vivre-stand, terwijl ze eigenlijk Italianen zijn met een slecht humeur. Ze hebben zóveel vertrouwen in hun eigen cultuur dat iedere plek vanzelf een beetje Frankrijk wordt. Bloot douchen aan dek? Geen probleem, zelfs niet in het volle zicht van de kade van Korinthe. Lunchen aan boord? Drie gangen, wijn erbij, espresso toe. Wij kijken daar met lichte jaloezie naar, terwijl wij onze boterham met kaas nog maar eens in kleinere stukjes snijden.

Nationale bootstereotypen gelden natuurlijk ook voor anderen. Duitsers, Zwitsers en Oostenrijkers? Hun boot kan simpelweg niet schoner. Engelsen? Niet helemaal aangesloten op de realiteit sinds Brexit (en de koloniën). Italianen? Eindeloos douchen, verkleden en flaneren.

En de Nederlanders?
Twee oudere zeilers van een prachtige Nicholson 43 met de poëtische naam Flame of Gosport vatten het ooit treffend samen. We lagen in onze favoriete baai bij Kekova Road, in Turkije. Flame of Gosport arriveerde onder zeil — hup, zeilen naar beneden tegelijk met het anker, altijd weer indrukwekkend. Tijdens een drankje aan boord zei de kapitein:

“It doesn’t matter where you are.
There’s always a bloody Dutchman that’s arrived first.”

Leven aan boord: maatje kleiner

Een van de mooiere kanten van leven aan boord: alles is kleiner. Ruimte, spullen, wensen — zelfs de afwas, uiteraard met de hand. Je kunt zeggen dat het een dure manier is om minder te willen hebben, en dat klopt ook een beetje. Maar het werkt wél. Leven op een boot laat zien wat je echt nodig hebt. En dat besef neem je mee naar de wal.

Wonen op 44 vierkante meter
Onze boot is eigenlijk een tiny house van 44 m². Elke wand, vloer en bank heeft een luik, een vak of een verborgen bergplek. De helft is gevuld met onderdelen, gereedschap, lijntjes, slangetjes en nog steeds teveel dingen waarvan we ooit dachten: handig voor later. Onder de kuipbanken liggen diepe bakskisten vol zeilen, kabels, peddels en een peddelboard. Kleding leeft in drie zones: nat (zeilpakken en reddingsvesten), droog (de kast in de achterkajuit) en “ergens achter de schuifdeurtjes van de achter- en voorhut”. Achter is ook een complete boordapotheek met medicijnen en verbandmiddelen te vinden. Eten krijgt zijn plek in vakken in de keuken en onder de vloer.

Elke aankoop begint met twee vragen:
1️⃣ Hebben we dit echt nodig?
2️⃣ Waar gaan we het opbergen?

De kunst van het bergen
Overzicht houden lijkt makkelijk, tot je gereedschap en onderdelen over tien vakken én een eigen schuur naast het motorruim hebt verspreid. We hebben dus van alles dubbel — behalve wat we nodig hebben. Work in progress.
Nieuwe spullen zonder duidelijk doel? Die komen er niet in. Het heeft bijvoorbeeld seizoenen geduurd voor we het paddleboard kochten. De doorslag: het bleek ook handig om een lijn uit te brengen naar de kant. Het kan een probleem oplossen, dus goedgekeurd. Decoratie is minimaal: twee planken boeken, een paar prenten, wat foto’s, kussens in de kuip. Meer past er niet — en dat is verrassend prettig.
Op zee merk je snel hoe weinig je écht nodig hebt. Goede kleding gaat jaren mee — shout out naar de Hema. De steiger is geen catwalk; één setje nette kleren ligt achterin een vak te wachten op een gelegenheid die zich vast ooit nog aandient.


Eten aan boord
Nu we ons voorbereiden op de Atlantische oversteek, slaan we eten in voor vier personen voor een maand. Alles gaat op een inventarislijst: wat erin gaat, eruit gaat en vervangen moet worden. Bergen is een vak apart. Alles in categorieën, bederf- en insectvrij, en zó gestouwd dat het niet gaat schuiven. De meningen daarover zijn fel. Glas? Te breekbaar. Karton? Te aantrekkelijk voor ongedierte. Wij kiezen de middenweg: alles wat gevoelig is (zoals meel voor brood) gaat dubbel verpakt in plastic bakken. Ook in de koelkast, zodat niets heen en weer vliegt bij ruwe zee. Vers fruit hangt achterop in een net. Het schommelt daar zonder te rollen in de frisse lucht.

Wat je leert
Aan boord merk je hoe eindig alles is. Energie, drinkwater, eten, onderdelen — niets is vanzelfsprekend, alles is eindig. Elke boodschap, al het afval, elk boutje kost moeite. En alles wat je laat slingeren, komt vroeg of laat letterlijk terugrollen. Dat bewustzijn neem je mee aan land. Niet als beperking, maar als een rustiger manier van leven. Minder spullen, meer aandacht. Een maatje kleiner, en precies goed zo.

Nimmer eindigende bootwerkzaamheden

Soms denk je dat een boot klaar is. Dat moment van vrede duurt meestal precies tot het volgende lampje niet brandt, een schroefje loszit of een onbekend piepje klinkt. Deze maand: navigatielichten met karakter, een vriezer met een eigen wil en een internationaal spoor van lasapparaten en bergbeklimmerslijnen.

Ik heb nog altijd – naïef als ik ben – de verwachting dat een boot ooit klaar is. Dat gevoel duurt meestal tot de volgende klus zich aandient. En die komt gegarandeerd. De omstandigheden voor de volgende klus zijn zelden ideaal. Je hebt nét niet de juiste spullen aan boord, de apparatuur ontbreekt, de dichtstbijzijnde chandler (zeg maar: de supermarkt voor scheepsspullen) is dicht, of de werkplaats kijkt je vriendelijk aan maar heeft “geen tijd vandaag”.

Navigatielichten by tiewrap
De dag voordat we uit San Antonio zouden vertrekken, bleek bij controle dat de navigatielichten kuren vertoonden. Het bakboordlicht deed het wel, maar zó zwak dat je beter een kaars kon aansteken. De voltmeter gaf vreemde waardes – alles behalve een gezonde 12,8 volt. Bij demontage bleek ook de stalen ophangbeugel bijna doorgeroest. Dat ding hield zich dus letterlijk met de laatste atomen vast.

Lassen? Geen optie. Geen lasapparaat, geen open werkplaats (het was zaterdag), dus: improviseren. Veel navragen, veel lopen, en dan nul op rekest krijgen. Gelukkig liepen we langs wat werkplaatsen van lokale vissers. En die brachten uitkomst, en hebben mijn beugel aan elkaar gelast. Niet een perfecte las, dus dat gaat nog een keer afbreken, maar voorlopig zit het weer vast. Een stukje multiplex, een handvol tiewraps en een creatieve route van stuurboord naar bakboord later, brandde het licht weer. Niet mooi, wel functioneel.
Dus: we hebben nu twee functionerende navigatielichten, en twee punten op de klussenlijst: nieuwe ophangbeugels laten maken, en een draad op de goede manier trekken. Dat gaat tijd kosten, dus dat wacht totdat we op Gran Canaria zijn. De permanente oplossing – nieuwe beugels en een nieuwe draad – schuiven we door naar Gran Canaria. Tijdelijke oplossingen hebben op boten trouwens de neiging permanent te worden…

Vriezer: wonderbaarlijke genezing
Sommige problemen lossen zichzelf op. Onze nieuwe vriezer, die eerst niet wilde vriezen, deed dat plotseling wél toen ik de thermostaat een tikje hoger zette (oftewel: de compressor harder liet werken). Eureka! Geen nieuwe thermostaat nodig.

De Amel-puzzel
Serieuzer is het probleem met de tuigage: het onderdeel dat de spinnakerboom vasthoudt, ging in de Straat van Gibraltar overboord. Achteraf gezien een ongeluk dat op de nominatie stond om te gebeuren – de borging bleek ook aan de andere kant gebrekkig. Het originele Amel-onderdeel wordt niet meer gemaakt en is alleen nog te vinden bij een specialist in de VS. Samen met Neutmast besloten we daarom een moderne vervanger te gebruiken. Die moet op 15 november klaarstaan, zodat Bastiaan hem mee kan nemen in zijn skitas naar Las Palmas. Een internationale supply chain voor één stukje metaal – het blijft wonderlijk. Het maakt je in elk geval creatief. En dankbaar voor hulp uit Nederland, waar alles altijd binnen een dag geregeld lijkt. Op een boot in het buitenland is dat een ander verhaal. Daar leer je geduld. En improviseren.

Overtocht met alles erop en eraan
Ondanks al dat geklus verliep de overtocht van Portugal naar Lanzarote vlekkeloos. De nieuwe generator draait als een zonnetje en we konden bijna alles zeilend doen, in een mooi tempo. Alleen de bulletalie (het lijntje dat voorkomt dat het grootzeil bij een onbedoelde gijp met een klap overkomt) bleek niet sterk genoeg. Inmiddels vervangen door een robuustere versie met een takel en een bergbeklimmerslijn – die rekt een beetje mee, wat nuttig is bij plotselinge klappen. We zullen zien.


Normaal zakt het klusniveau na een tijdje wel wat, maar met de grote oversteek in het vooruitzicht blijft de alertheid hoog.
En dat is ook wel goed. Zoals het zeilersadagium luidt: “Een boot is nooit klaar. Wie daarop wacht, vertrekt nooit.”
Wij vertrekken dus gewoon. Mét tiewraps.

De Westwind ligt nu voor anker bij Lanzarote. De lampen branden, de vriezer vriest, en de klussenlijst? Die groeit vrolijk door. Maar zolang er koffie, zon en een beetje humor is, is het allemaal prima te doen. Op naar de volgende uitdaging – en hopelijk iets minder tiewraps.
– Rob

Oversteken naar de Canarische Eilanden

Na maanden van voorbereiding was het eindelijk zover: eind september lieten we Nederland achter ons voor acht maanden zeilen, zon, zout en waarschijnlijk een hoop onverwachte klussen. In Motril, Spanje, pikten we onze Westwind weer op — klaar (nou ja, bijna klaar) voor het volgende hoofdstuk: de oversteek naar de Canarische Eilanden. Natuurlijk moest er nog wat werk worden gedaan — een nieuwe generator en een nieuw grootzeil, bijvoorbeeld.
Zo hadden de Spaanse monteurs het afregelen van de generator van het prachtige Friese merk WhisperPower – heel verstandig – uitgesteld tot wij zelf aan boord waren. De generator kwam pas tot leven na interventie van een oude Spaanse sjamaan-mecanicien: stekker eruit, peinzend bekijken, stekker erin – en een stevige portie mentale ondersteuning vanuit Drachstercompagnie.

Na een bevoorrading in een verbijsterend goedkope Spaanse supermarkt en de vertrouwde twee dagen verwaaid liggen door een keiharde westenwind, vertrokken we richting Portugal, waar zoon Bastiaan aan boord zou stappen. We voeren van het vertrouwde vaargebied van de Middellandse Zee via de Straat van Gibraltar naar de Noord-Atlantische Oceaan. Blijkbaar zijn we de afgelopen jaren iets té relaxed gaan varen – weinig golven, weinig wind – want dat werd bij Gibraltar meteen rechtgezet. Terwijl we op de steeds hogere deining begonnen te stuiteren, besloot een onderdeel van de boot, de jockeypole, zichzelf te bevrijden.
Rob en ik zagen met afgrijzen – in slow motion natuurlijk – de aluminium paal van 1,60 meter loskomen, even twijfelen (“dek of zee?”), en vervolgens resoluut kiezen voor de ruim 270 meter diepe trog bij Gibraltar.
Vervanging van dit unieke Amel-systeem is, laten we zeggen, een project. Gelukkig helpt een ander prachtig Nederlands vakbedrijf, Neutmast in Enkhuizen en Middelharnis, ons aan een oplossing. Hopelijk is die er voor 15 november, zodat Bastiaan het nieuwe exemplaar in zijn skitas kan meenemen naar Las Palmas.
Onze vertrekhaven vanuit Portugal was Vila Real de Santo António, een charmant stadje met een 18e-eeuws havenfront en een gezellig hoofdplein. Voor ons drieën was dit de eerste échte meerdaagse overtocht — een prima generale repetitie voor de Atlantische oversteek naar de Caraïben op 23 november. We deden er drie dagen en twintig uur over om ruim 600 nautische mijlen naar Lanzarote te varen. Buitengewoon voorspoedig dus.


Wat we geleerd hebben?
Om te beginnen: borg alles wat je kunt borgen met touwtjes. Vooral je jockeypoles.
Verder hebben we ervaren hoe het is om in een voortdurend bewegende boot alles te doen — koken, slapen, douchen. Alles duurt langer en vraagt om uitvoeringsstrategieën.
Koken: bereid zoveel mogelijk voor en kook op momenten dat de boot even wat rustiger ligt — ook al is dat ’s ochtends vroeg. Dit inzicht kwam tot me toen ik een kom met nog te kloppen eieren na horizontale lancering nét op tijd kon opvangen.
Slapen: doe het wanneer het kan. Door de wachten slaap je niet meer 7 à 8 uur aaneengesloten. En als de boot rolt, rol jij vrolijk mee. Dat betekent veel wakker worden en jezelf telkens weer ergens tussen kussens en schotten proberen vast te klemmen.
Douchen: koud water, kleine cabine. Genoeg gezegd.
Maar al die aanpassingen zijn het dubbel en dwars waard. Want wat je ervoor terugkrijgt, is de ongenaakbare schoonheid van de Atlantische Oceaan: het licht, de ruimte, en een dageraad met twintig dolfijnen die om de boot spelen.


De Westwind ligt inmiddels veilig voor anker bij Lanzarote, de bemanning is weer uitgeslapen en de eieren blijven tegenwoordig netjes in hun kom. De volgende stap: voorbereidingen voor de grote sprong — de oversteek naar de Caraïben.

Westwind oceaanklaar?

Westwind oceaanklaar?

De vraag stellen is hem beantwoorden, zeggen ze wel eens, maar bij boten ligt dat toch wat complexer. Want een boot is nooit helemaal klaar; er zijn altijd nog kleinere klusjes die gedaan moeten worden. Maar voldoende klaar is Westwind wel. Denk ik. Dat hangt er nog wel een beetje vanaf of de laatste klussen in Spanje goed worden uitgevoerd.

Dit voorjaar zijn we speciaal twee weken naar Sardinië gegaan om daar behoorlijk aan de boot te klussen, in de wetenschap dat Westwind ook nog drie maanden in Zuid-Spanje (in Motril om precies te zijn) de kant op zou gaan. Dat was maar goed ook. In Sardinië hadden we een behoorlijke kluslijst, vooral bestaand uit het vervangen van de Raymarine-plotters en het installeren van een nieuwe Raymarine-stuurautomaat, en het renoveren van de toilet- en doucheruimte in het voorschip. Dat is allemaal goed gelukt. Alleen bleek bij de douchecabine een deel van een schot zacht te zijn (en dus rot). Daar kom je natuurlijk pas achter als je gaat renoveren…die klus is dus meegegaan naar Spanje.

Verder hebben we deze zomer ook nog de digitale veiligheidsinspectie gedaan met iemand van de ARC-organisatie. Erg nuttig! Veel is op orde, maar puntjes op de i kan geen kwaad. Zo had ik natuurlijk een doos met houten pluggen voor het geval er een probleem ontstaat met een afsluiter. Maar die doos was keurig opgeborgen ergens. En nu heeft iedere afsluiter een eigen plug. En staan de naam en het MMSI-nummer van de boot op de reddingsmiddelen. En heb ik een vuurvaste handschoen voor het afsteken van noodvuurpijlen. En prachtige plattegronden van de boot waarop alle veiligheidsuitrusting is aangegeven, plus de afsluiters, plus de hoofdschakelaars. Er was ook iets wat we niet hadden… een werplijn. Die is nu ook onderweg naar Spanje.

Tijdens de tocht van Sardinië naar Spanje hadden we een mooie gelegenheid om de watermaker uit te proberen. En dat ging wonderwel goed: prima drinkbaar, en met minder PPM (vaste deeltjes in het water, uitgedrukt als Parts Per Million) dan het drinkwater uit de kraan (ook in Nederland trouwens; daar hebben we ongeveer 250 PPM, en onze watermaker kwam op 80 PPM). Alleen: na gebruik moet de watermaker ook geconserveerd worden, zeker als hij meer dan 1 tot 2 weken niet gebruikt wordt. Dat conserveermiddel dacht ik nog aan boord te hebben (en dat was ook zo), maar niet in bruikbare staat. Later, op de kant in Spanje, heb ik dat gelukkig kunnen laten doen, na enige naspeuringen waar dat mee kan. Namelijk met ethyleenglycol, een indifferente heldere vloeistof die als koel- en conserveringsmiddel in de voedingsmiddelenindustrie wordt gebruikt, maar ook in cosmetica en zelfs in wijn (om de wijn mooier in het glas te laten hangen). Kortom: dat durf ik ook wel in de watermaker te gebruiken. Het spul is wel lastig verkrijgbaar, althans in watersportzaken. Via internet lukte dat verder prima, onder andere via een bedrijf dat grondstoffen voor laboratoria maakt.

Wat tijdens de tocht naar Spanje minder goed ging was de generator. En die hebben we echt wel nodig tijdens de langere overtochten, voor 220 volt en voor het opladen van de accu’s (ook voor de watermaker en de vriezer). Hij draaide wel, maar leverde onvoldoende spanning: 180–185 volt. Dat was duidelijk anders dan vorig jaar. En trouwens ook niet de eerste keer dat we er problemen mee hadden. Een paar jaar terug heeft een lekkende waterpomp van de generator ervoor gezorgd dat het hele apparaat is onder gesproeid met zout water (binnen de fijne geluidsdichte kast). Sindsdien is de betrouwbaarheid door corrosie matig. Na wat vijven en zessen dus ook besloten om de generator te vervangen. De nieuwe generator (een Whisperpower Piccolo 5) is met essentiële hulp van mijn vaste adres in Weesp (Marco de Bruyn van De Bruyn Watersportservice) inmiddels in Spanje aangekomen. Normaal is de levertijd namelijk vijf weken en duurt het transport ook een week, en nu is het gelukt om dat in minder dan de helft van de tijd te doen.

Verder hebben we lopen aarzelen over het aan boord hebben van een vriezer. Ik had een tafelmodelletje op 220 volt meegenomen toen we naar Sardinië gingen, maar bij het uittesten bleek dat toch wel veel stroom te trekken en ook de boot op te warmen. Nu hebben we ook een ingebouwde koel/vrieskist in de kajuit, en die blijkt best behoorlijk koel te kunnen worden, maar niet te kunnen vriezen met de compressor die erin zit. Verder verwarmt ook deze compressor de boot, en dat is met warm weer helemaal niet fijn. Dus er staat nu een zwaardere unit in van Frigomatic, met kielkoeling. Dat laatste hadden we ook op ons vorige schip, en dat beviel prima. Dus de vriezer is nu ook geregeld.

En dan nog de tuigage. Die is gecontroleerd door de professionele tuiger vanuit Marina Motril, en op een paar punten verbeterd. Toch ook wat corrosie tussen de stagen en de zalingen (ook al is alles nog maar zes jaar oud). En ook maar een nieuw grootzeil aangeschaft. Het zeil dat we hadden was niet goed reefbaar, en dat wil je toch echt wel kunnen. Het rolde wel op, maar het achterlijk bleef veel te ruim, omdat daar geen schuimstroken ingebouwd zijn. Vorig jaar hadden we al een nieuwe bezaan aangeschaft, en dat scheelde enorm. Dus nu toch ook maar de stap gezet voor het grootzeil. Als we er iets aan willen hebben, beter nu dan over twee jaar, dacht ik zo.

Ik hoop wel dat het met de grote aanschaffen nu zo’n beetje klaar is. Verder natuurlijk nog genoeg kleine klusjes, maar die werken we wel af als we weer op de boot zijn, over twee weken. Zoals een nieuw LED-zoeklicht, en een nieuwe koperen strip voor het ‘bondingsysteem’ van Amel (waarin alle corrosiegevoelige onderdelen van het schip met elkaar en met een grote anode op het roer verbonden zijn). Het idee is dat alleen die anode aangetast wordt, en de rest niet. Op Westwind is dat systeem niet helemaal compleet meer, dus dat is ook nog een klusje. En dat zijn een paar voorbeeldjes. O ja, en het definitief inrichten van de grabbags en natuurlijk het inslaan van voldoende voorraden. En kaarten, en almanakken, etc. etc.

Wat toch wel opvalt is dat de lijst aan veiligheidseisen en betrouwbaarheidseisen toch anders is met zo’n oversteek in het vooruitzicht. De afgelopen jaren vaar je toch vrijwel altijd met land in zicht, of land binnen 2 tot 3 dagen binnen bereik. Dat is nu wezenlijk anders. Wel jammer is dat we één veiligheidsrisico niet goed kunnen ondervangen, en dat is de aanwezigheid van orca’s bij de uit- en ingang van de Middellandse Zee. De eerste vaarweek (van Motril naar Portugal) wordt dus eigenlijk de meest spannende.

– Rob

Oversteken met Westwind: voorbereiden op de Atlantische Oceaan

Jarenlang was het oversteken van de Atlantische Oceaan met een zeilboot een kruising tussen een droom en een ideaal. Reizen met een zeilboot verlegt immers letterlijk je horizon. En welke horizon is spannender dan die van een heel ander werelddeel? Samen met Westwind, een Amel Mango uit 1984, bereiden we ons stap voor stap voor op deze mijlpaal. Terwijl we dat doen, maken droom en ideaal plaats voor gezonde spanning, realisme en grondige voorbereiding.

Route en vertrekmoment
Onze route is de klassieke oost-westoversteek: van de Canarische Eilanden naar het Caribisch gebied, samen met de Atlantic Rally for Cruisers (ARC). We vertrekken in november, wanneer de passaatwinden betrouwbaar zijn en het orkaanseizoen ten einde loopt. Westwind ligt momenteel in Zuid-Spanje. Eind september varen we via Gibraltar naar Portugal, ontwijken onderweg de orka’s, en steken vervolgens over naar Las Palmas.

Klaar voor het grote water
Westwind is gebouwd voor lange reizen en heeft zich bewezen als betrouwbaar schip. Toch laten we niets aan het toeval over. In de afgelopen jaren hebben we alles gecontroleerd en waar nodig vervangen: van motor en elektrische systemen tot verstaging, stuurautomaat en zeilen. We kiezen voor preventief onderhoud – liever aan de wal dan op zee.
Aan veiligheid wordt niet getornd, ook omdat we moeten voldoen aan de eisen van de ARC. Aan boord hebben we een gereviseerd reddingsvlot, een EPIRB, reddingsvesten met persoonlijke bakens, meerdere goed gevulde grabbags en een AIS-transponder. Ook is één van de twee stuurautomaten vernieuwd – essentieel voor een comfortabele oversteek.

Leven aan boord
We rekenen op drie tot vier weken op zee. Westwind wordt geladen met houdbare voeding, meel en gist voor vers brood, ingeblikte groenten en fruit, en snacks voor energie tijdens de nachtwachten. Onze watertanks van 1200 liter, in combinatie met een goed werkende watermaker, geven rust.
Een belangrijk besef van het afgelopen jaar: niet alleen Westwind heeft al wat jaren op de teller, wijzelf ook. Daarom zijn we extra blij dat drie van onze kinderen meevaren – twee zelfs tijdens de oversteek. Aan boord volgen we een strak wachtschema, plannen we rustmomenten in en houden we vast aan dagelijkse rituelen zoals het positielog en het weerbericht.

Verbonden op afstand
Voor communicatie gebruiken we Starlink voor weerberichten en contact met het thuisfront. Als back-up hebben we een Iridium-Go, en uiteraard is er de marifoon voor verbinding met andere ARC-deelnemers. Informatie over weersystemen is cruciaal, net als het gevoel van verbondenheid – voor ons én voor onze dierbaren aan wal. Dankzij AIS kunnen zij live volgen waar Westwind zich bevindt.

Wij zijn bijna klaar voor onze grootste reis tot nu toe. De oceaan roept – en wij antwoorden met respect, zorgvuldigheid en een flinke dosis gezonde spanning. Deze oversteek wordt geen vakantie, maar een levensavontuur. We starten weer met vertellen hoe dat gaat vanaf eind september 2025.

Voorbereiden Atlantische oversteek: fit genoeg?

Het is verleidelijk om bij de voorbereiding op een Atlantische oversteek vooral te focussen op de techniek van de boot: reddingsmiddelen, communicatie- en navigatieapparatuur, motor, zeilen en generator. Logisch, want dit vormt een belangrijk onderdeel van de instructies voor bijvoorbeeld de ARC (Atlantic Rally for Cruisers). Toch is de menselijke factor minstens even belangrijk, zo niet belangrijker. De vraag is: kun je met overtuiging zeggen dat je fit genoeg bent voor een zeiltocht van drie weken of langer? Niet alleen voor jezelf, maar ook voor je teamgenoten?
Het blind vertrouwen op technische snufjes kan zelfs een belemmering zijn. Het wekt de illusie dat alles maakbaar is, terwijl juist de omstandigheden op zee je fysiek en mentaal op de proef stellen. Goed voorbereid zijn betekent niet alleen een goed uitgeruste boot, maar ook een lichaam en geest die die uitdagingen aankunnen.


Waarom fitheid cruciaal is

Om de weken op zee prettig door te komen, is een goede fysieke conditie onmisbaar. Uithoudingsvermogen, kracht en stabiliteit helpen je niet alleen bij de dagelijkse handelingen aan boord, maar zorgen er ook voor dat je mentaal in balans blijft. Fitheid geeft energie en vergroot de kans dat je zelfs in zware omstandigheden een goed humeur behoudt. Voor sommigen, zoals ikzelf op 63-jarige leeftijd, is dit een uitdaging. Gelukkig is zeezeilen een krachtige motivatie. Experts zoals neuropsycholoog Erik Scherder en arts David van Bodegom benadrukken dat een gezonde omgeving je helpt actiever te leven. Denk aan kleine aanpassingen in je dagelijkse leven: zet snoepgroenten op tafel in plaats van chips, of haal je pakketjes met de fiets in plaats van ze aan de deur te laten bezorgen. Aan boord van een zeilboot ben je continu in beweging. Van het varen tot het vasthouden van je evenwicht op een deinend dek of bij het koken: de omgeving dwingt je om fysiek en mentaal scherp te blijven.

Voorbereiding en krachttraining

Fit blijven op oudere leeftijd is geen vanzelfsprekendheid. Voor je het weet, worden dagelijkse handelingen zoals opstaan uit een stoel of traplopen een uitdaging. De WHO adviseert mensen boven de 60 om minstens twee keer per week krachttraining te doen. Zelf ben ik al bijna twee jaar intensief aan het trainen, 5-6 keer per week. Ik houd mijn trainingen bij in de app Strong – motto: think less and lift more – en vind inspiratie in online communities zoals Old Lady Gains – 60 and savage! -op Instagram. Deze platforms geven me waardevolle tips en motiveren me om door te gaan. Daarnaast ben ik lid van een inclusieve sportschool waar ouderen en revalidanten elkaar steunen en aanmoedigen.

Hoe weet je of het genoeg is?

In april neem ik deel aan de cursus Survival op zee, waarbij we in volledig zeilpak een reddingsvlot moeten beklimmen in een zwembad. Dit zal ongetwijfeld een reality check zijn. Maar met de voorbereiding die ik nu doe, weet ik dat ik mijn kansen vergroot om de uitdagingen op zee aan te kunnen. De Atlantische oversteek is meer dan een technische onderneming. Het is een fysieke en mentale reis waarbij een goede voorbereiding het halve werk is. Ja, er zullen confronterende momenten komen, zowel tijdens de voorbereiding als onderweg. Maar door je fitheid serieus te nemen, zorg je ervoor dat je niet alleen veilig, maar ook met plezier de oceaan oversteekt.


Tip: Begin op tijd met trainen en maak het onderdeel van je dagelijks leven. Het is nooit te laat om fitter te worden, en je zult merken dat die extra inspanning niet alleen je zeiltocht, maar ook je alledaagse leven verrijkt. Heb je zelf ervaringen of tips voor fysieke voorbereiding? Deel ze in de reacties! 😊

Eindejaars evaluatie: werken of zeilen?

En, poef, dan ben je zo weer een heel jaar verder. We hebben in 2024 weer een hybride jaar gehad met werken én zeilen. Wat het zeilen betreft – we hebben in juni 3 weken vanuit Preveza getoerd op de Ionische zee en 5 weken in september/1e week oktober om de boot van Preveza via de zuidkust van Sicilië terug te brengen naar Carloforte bij Sardinië. Het grootste deel van het jaar is opgegaan aan het bekende terrein van werk – voor Rob – en aan trainen – Saskia. Want ook de beperktere tijd op de boot heeft ons geleerd dat áls we onze droom om de Atlantische oceaan over te steken naar de Caraïbische eilanden werkelijkheid willen laten worden, we de concrete voorwaarden moeten creëren.

En wat zijn die voorwaarden om de Atlantische Oceaan over te steken dan? Nou het begint met een tochtplanning. Een belangrijke vraag bij een Atlantische oversteek is ’to ARC or not to ARC’. In de jaarlijkse Atlantic Rally for Cruisers (ARC) doe je de oversteek met een groep boten en is er van alles georganiseerd, zoals vertrek- en aankomstfeesten en gereserveerde plaatsen in havens. Het is een geruststellende gedachte dat hulp, als dat nodig is, niet al te ver weg is. Om mee te doen aan de ARC zijn er wel eisen op het gebied van veiligheid. We voldoen al aan veel, maar de puntjes mogen wel op de i, vooral ook met het oog op de aanwezigheid van bemanning.

Want dat is wel een conclusie die we hebben getrokken in het laatste jaar. We kunnen en willen de oversteek niet met zijn tweeën doen. Drie weken aan één stuk door zeilen op de oceaan is met wachtlopen en taakverdeling voor ons te zwaar en daarmee niet verantwoord. Omdat het vertrek van de ARC van Las Palmas bekend is – uiterlijk 17 december 2025 op Las Palmas – is daarmee ook direct een flink stuk van de tochtplanning bepaald. Dat betekent dat de boot in juni 2025 eerst van Sardinië via de Balearen naar het zuiden van Spanje gaat. We slaan de heetste en drukste zomermaanden weer over en starten in oktober met de tochten van het zuiden van Spanje naar de zuidpunt van Portugal en dan de oversteek van Portugal naar de Canarische eilanden met Las Palmas.

Ook nu weer is het spannend hoe en of onze werkelijkheden zich plooien naar deze plannen. De oude moeders en hun gezondheid, familie en vrienden, werken en maatschappelijke bijdrages. Want natuurlijk gaat het leven ondanks of dankzij de plannen gewoon door. We zullen de komende maanden in aanloop naar de grote sprong weer wat vaker een update geven.

Wordt het een zeilend bestaan?

Onze tochten in 2023 waren ook bedoeld om voor onszelf uit te maken wat voor type zeilers wij eigenlijk zijn. Dat moet nog wat scherper worden, maar ‘live aboards’ zijn we niet. We vinden een langdurig verblijf aan boord op den duur eigenlijk te saai. Natuurlijk is er altijd wel wat te doen, maar de basis is toch zorgen voor het levensonderhoud (kost meer tijd), bootklussen, lezen en af en toe een excursie. En daarin missen we kinderen, familie, vrienden, en ook inhoudelijk zinvol doende zijn. Wat dat betekent voor onze vaarplannen de komende jaren gaan we nog uitpluizen, we willen die op een goede manier mixen met leven en werken thuis. De verlokking van een langere zeilreis in afstand blijft (want om het varen gaat het eigenlijk), maar de wens én noodzaak om dat met bemanning te doen is een factor.


Het wordt dus geen volledig zeilend bestaan zonder basis in Nederland. Maar het wordt ook geen bestaan meer met weinig zeilen. Ergens tussen deze twee uitersten in gaan we een ongetwijfeld dynamisch evenwicht vinden in de komende maanden. Het wordt dan geen zeilend bestaan, maar een bestaan met zeilen.
>Rob en Saskia